Heterohaat
Of ik hetero’s haat. Die vraag kreeg ik toen ik onlangs een lezing gaf over gender- en seksuele diversiteit. In een eerste reflex voelde ik me schuldig, omdat ik dacht dat mijn toon misschien vijandig of passief-agressief was.
“Nee. Natuurlijk niet. Hoe bedoelt u?”, vroeg ik – om tijd te winnen in de hoop de drijfveer achter zijn vraag te ontrafelen. “Haat u mensen die hetero zijn?”, herhaalde hij vriendelijk. Het rumoer dat in de zaal ontstond, voornamelijk een soort verontwaardigd gelach, stelde me een beetje gerust.
Het komt wel vaker voor dat ik voor een publiek spreek dat niet vertrouwd is met de thematiek van deze lezing. Dat is uiteindelijk ook de reden van de lezing. Ik spreek over de meest uiteenlopende dingen. Van het belang van LGBTQ-representatie en rolmodellen over gender als spectrum tot queer art of de geschiedenis van Pride.
En ik ben intussen ook al wel wat gewend, wat vragen uit het publiek betreft, zoals de sarcastische platitudes “wanneer de hetero-pride georganiseerd wordt”, “hoe we bepalen wie het meisje in de relatie is” en “of er geen belangrijkere dingen zijn om het over te hebben, zoals het klimaat bijvoorbeeld” (gurl, please). Maar deze vraag had ik nog niet gehad.
Loslopend wild
Dat het niet aan mij lag, zou snel blijken. De vraagsteller verklaarde dat hij enkele jaren geleden een Pride parade had bijgewoond en dat hij zich daar enerzijds niet welkom voelde en anderzijds loslopend wild voor enkele opgehitste halfnaakte mannen.
Ik werk al jaren rond gender en seksuele identiteit en leef in een soort queer bubble waar weinig of geen heteromannen deel van uit maken
Ik besefte al snel dat de afstand tussen onze leefwerelden niet groter had kunnen zijn. De vraagsteller had weinig of geen affiniteit met de LGBTQ-gemeenschap en daarbovenop een kennelijk negatieve ervaring. Ik werk intussen al enkele jaren rond gender en seksuele identiteit en leef bovendien in een soort queer bubble waar weinig of geen heteromannen deel van uit maken.
De wereld draait door
Het hoeft eigenlijk niet te verbazen dat er op die manier een soort wij/zij-narratief ontstaat dat in se nergens op gebaseerd is, maar uiteindelijk als vanzelf uit het debat ontspringt: de verongelijkte, heteroseksuele machoman versus de niet-binaire, anti-normatieve LGBT-extremist.
Ik kon hem enkel maar verzekeren dat hij zoveel man mag zijn als hij zelf wil
Het is een situatie waar ik de laatste tijd wel vaker in terecht lijk te komen. Enkele maanden geleden werd ik uitgenodigd in een radiostudio om mijn kijk op het genderdebat te verwoorden. Een man belde in om te zeggen dat hij vond dat de wereld doordraaide en dat het maar gedaan moest zijn met die genderhysterie (“het is tegenwoordig precies een schande om man te zijn – alsof we allemaal homo moeten worden”).
Ik kon hem enkel maar verzekeren dat hij zoveel man mag zijn als hij zelf wil, zo hetero als maar kan en dat niemand hem iets zal afpakken of opdringen. Want dat is uiteindelijk waar het allemaal om gaat: dat iedereen zichzelf kan zijn, compromisloos en zonder consequenties.
Schijntolerentie op de schroothoop
De vraag die ik me daarom sindsdien vaker stel, is hoe we meer common ground kunnen vinden. Waar we elkaar kunnen tegenkomen. Want begrijp niet verkeerd: we moeten het debat voeren op het scherpst van de snee. De schijntolerantie mag eindelijk de schroothoop op, de normatieve definities van mannelijkheid en vrouwelijkheid moeten dringend herschreven worden en holebi- en transfobie moet stevig aangepakt worden.
We kunnen niet eeuwig geduldig blijven in het (nu al wel erg langdurende) proces naar gelijkwaardigheid en acceptatie van heel het LGBTQ-spectrum, maar we zullen ook waakzaam moeten zijn voor de argwaan en de misverstanden die in de kantlijnen van het debat kunnen ontstaan.
Ik zal die vragen met veel plezier en tot in den treure blijven beantwoorden
Ik heb de vriendelijke vraagsteller uiteindelijk gerustgesteld: ik voel geen enkele haat tegenover hetero’s. Zelfs niet wanneer er gevraagd wordt “wanneer de hetero-pride georganiseerd wordt of wie het meisje is in de relatie”. Ik zal die vragen met veel plezier en tot in den treure blijven beantwoorden. Al hoop ik uiteraard dat er een dag komt dat dat niet meer nodig zal zijn.
Neal Leemput is performer, theatermaker en artistiek onderzoeker aan het Conservatorium van Antwerpen. Daarnaast schrijft hij opinieteksten en columns over wat hem bezighoudt.
Eigen verslaggeving