De vraag is niet of we bepaald onderzoek moeten doen, maar vooral hoe we goed onderzoek kunnen doen
Professor Pieter Adriaens van de Katholieke Universiteit Leuven doet zelf geen wetenschappelijk onderzoek naar homoseksualiteit maar bestudeert wel hoe dit onderzoek gevoerd wordt. De ideale gesprekspartner dus voor een gesprek over nut en nadeel van onderzoek naar homoseksualiteit (in het licht bijvoorbeeld van het spraakmakende onderzoek naar AI-gezichtsherkenning), de zin en onzin van verboden en beperkingen en de waarschijnlijkheid en wenselijkheid van designer baby’s.
Vanwaar je interesse voor het thema wetenschap en homoseksualiteit?
"Lang geleden heb ik onderzoek gedaan naar de grondslagen van de evolutiebiologie. Een van de paradepaardjes van het rariteitenkabinet van de evolutiebiologie is homoseksualiteit. Het gaat daarbij met name om de vraag hoe homoseksualiteit, waarvan men vermoed of minstens zegt dat het genetisch bepaald is en toch een serieuze impact heeft op het voortplantingssucces van de betrokkenen toch nog steeds bestaat en nog niet weggeselecteerd is. Vervolgens ben ik via wat omwegen de veronderstellingen van dergelijk onderzoek kritisch onder de loep beginnen nemen vanuit mijn perspectief als buitenstaander en niet-wetenschapper. Daarbij ligt mijn focus echter bijna volledig op wetenschappelijk onderzoek naar mannelijke homoseksualiteit."
Interessant en opmerkelijk is de vaststelling dat er grote verschillen zijn tussen mannelijke en vrouwelijke homoseksualiteit. Kan je daar iets meer over vertellen?
"Er is een inderdaad een consensus binnen de wetenschappelijke gemeenschap dat er verschillen zijn tussen beide. Mannelijke homoseksualiteit lijkt bijvoorbeeld vaker voor te komen dan vrouwelijke homoseksualiteit. Als je seksuele geaardheid als een spectrum ziet, stel je ook vast dat mannen veel vaker onder de uitersten vallen (en dus vaker exclusief heteroseksueel of homoseksueel zijn) terwijl dat bij vrouwen meer over het hele spectrum verspreid is. Verder blijkt ook dat de resultaten van biologisch onderzoek naar mannelijke homoseksualiteit niet zomaar kunnen worden doorgetrokken naar vrouwelijke homoseksualiteit. Ook het gedrag en de psychologie van beide groepen verschillen behoorlijk. Vandaar dat ik bewust beslist heb om mijn onderzoek toe te leggen op de mannelijke homoseksualiteit."
Er gebeurt ook gewoon meer wetenschappelijk onderzoek naar mannelijke dan naar vrouwelijke homoseksualiteit.
"Niet alleen omdat mannelijke homoseksualiteit meer uitgesproken is en vaker voorkomt maar ook omdat de meeste wetenschappers die onderzoek doen mannen zijn en het nu eenmaal menselijk lijkt om eerder onderzoek te doen naar de eigen seksegenoten."
Complex
Welke rol heeft de wetenschap volgens jou te spelen op het vlak van homoseksualiteit?
"Wat de wetenschap zou moeten doen, maar helaas niet altijd doet, is de complexiteit van de werkelijkheid in kaart te brengen. Dat betekent onder meer dat er plaats zou moeten zijn voor verschillende soorten onderzoek: dus zowel biologisch (medisch) onderzoek als onderzoek vanuit de menswetenschappen (sociologie, antropologie, geschiedenis). Nu heb je wel onderzoek in beide domeinen maar die komen elkaar zelden tegen en onderzoekers uit beide kampen bekijken elkaar vooral met ergernis. Menswetenschappers zien de biologen als domme reductionisten en omgekeerd doen biologen graag schamper over de vage en onwetenschappelijke claims van menswetenschappers."
Die kritiek op het biologisch onderzoek naar homoseksualiteit was ook de reden van je interesse voor het onderwerp?
"Dat klopt. Ik vind namelijk dat de centrale veronderstelling van veel biologisch onderzoek niet helemaal klopt: men gaat er vanuit dat homoseksualiteit een eendimensioneel ding is dat altijd zo geweest is, dat makkelijk kan worden geïdentificeerd en dat gepaard gaat met bepaalde universele en onveranderlijke kenmerken. Dit vanuit een verlangen om alles te willen classificeren. Bijna zoals in de tabel van Mendeljev: het element goud bestaat uit zoveel atomen, dat is vandaag zo, dat was in het verleden zo en dat zal over honderdduizend jaar ook nog het geval zijn. En er is bijna een soort hoop dat dat bij homoseksualiteit ook zo zou zijn. En daar zit volgens mij de kiem van het probleem en de oorzaak van de ergernis tussen biologische onderzoekers en onderzoekers uit de menswetenschappen."
Een belangrijke opdracht voor de wetenschap zou dus zijn beide soorten onderzoek beter met elkaar te verzoenen?
"Inderdaad. Net als bij andere fenomenen kan je homoseksualiteit vanuit heel verschillende invalshoeken bekijken en het is niet zo duidelijk welk perspectief het belangrijkste is. Biologische wetenschappers zullen geneigd zijn om wat zij doen als het belangrijkste te beschouwen terwijl antropologen net de interculturele verschillen zullen willen benadrukken, en historici de vele varianten van homoseksualiteit doorheen de verschillende tijdvakken. We moeten gewoon in ons achterhoofd blijven houden dat homoseksualiteit een multidimensioneel ding is en dat samenwerking dus broodnodig is en blijft als we een volledig beeld willen krijgen van het fenomeen."
Daarbij aansluitend: wat is je mening over het onderzoek van de Stanford-universiteit waaruit zou blijken dat een AI-programma met hoge accuraatheid in staat is om louter op basis van gezichtserkenning na te gaan of iemand homoseksueel is of niet?
"Ook dat onderzoek staat volgens mij bloot aan dezelfde kritiek dat homoseksualiteit wordt herleid tot een eendimensioneel ding dat zich altijd heeft voorgedaan zoals we dat nu, in het Westen, ervaren. Men laat een grote groep mensen buiten beschouwing die bij het hanteren van een andere definitie ook als homoseksueel zouden kunnen worden aanzien. Het lijkt me dan ook noodzakelijk om dit onderzoek vooral goed te contextualiseren: het AI-programma blijkt vooral goed in het herkennen van mensen die zichzelf herkennen als homoseksueel en die in onze cultuur en in onze tijd als homoseksueel bekend staan. Het past wel in de tijdsgeest waar een drang heerst om dingen machinaal te gaan herkennen; het onderzoek doet me wat denken aan het scannen van barcodes in de supermarkt. Wetenschap blijft bovendien een work in progress: vaak zijn de eerste berichten over een nieuwe wetenschappelijke ontdekking nogal triomfantelijk maar moeten daarna de cijfers meestal wat bijgesteld worden."
Zin en onzin
Zijn er volgens jou grenzen aan wat onderzocht mag worden? Zouden bepaalde onderzoeken m.a.w. verboden moeten worden?
"Volgens mij is de vraag niet zozeer of we bepaald onderzoek zouden moeten doen of niet, maar wel hoe we goed onderzoek kunnen doen. Maar het blijft natuurlijk wel een interessante vraag: zijn er in de wetenschap vandaag onderwerpen waarover geen onderzoek mag worden gevoerd? En gaat het dan om een moreel verbod of om een formeel verbod vanuit de overheid? Mijn uitgangspunt is eigenlijk dat het mogelijk zou moeten zijn om naar alles onderzoek te doen. Natuurlijk moet je bij bepaalde onderwerpen wel de nodige gevoeligheid aan de dag leggen en misschien is dat in het verleden niet altijd gebeurd. Maar in principe, en ik denk dat veel wetenschappers het met mij eens zullen zijn, mogen er geen grenzen zijn."
Dus elk wetenschappelijk onderzoek is in principe toegelaten.
"Wel in de praktijk zijn er natuurlijk wel degelijk grenzen aan hoe en wat wetenschappelijk wordt onderzocht: onethische onderzoeksmethoden kunnen een reden zijn om onderzoek niet toe te laten. Maar dat geldt ook voor de mogelijke gevolgen van bepaalde onderzoeken die op zichzelf misschien wel neutraal zullen zijn. Toch denk ik dat het in het algemeen een slecht idee is om onderzoek niet te doen vanwege de mogelijke negatieve gevolgen. Als we dat principe zouden hanteren, zou er wellicht niet veel wetenschappelijk onderzoek meer gebeuren. Bovendien is het zo dat het nut van bepaalde onderzoeken op voorhand niet steeds duidelijk is en pas later komt bovendrijven."
Hoe pas je dit toe op onderzoeken naar homoseksualiteit?
"Bij onderzoeken naar homoseksualiteit is men volgens mij vooral bang voor wat de maatschappij zal doen met bepaalde resultaten, zoals bijvoorbeeld de eventuele vaststelling dat er een gen zou bestaan voor homoseksualiteit of juist dat de sociale omgeving een grote rol speelt bij de ontwikkeling van homoseksualiteit. Zeker met biologisch onderzoek kan je alle kanten uit. Zo wordt soms beweerd dat de ontdekking van het homo-gen de homoseksuele gemeenschap ten goede zou komen. De veronderstelling daarbij is: als iets genetisch bepaald is, dan heeft het individu er geen controle over en dan kan je het ook moeilijk tegen iemand houden. Die veronderstelling klopt volgens mij niet maar sowieso blijft het een feit dat de gevolgen van en gevolgtrekkingen uit wetenschappelijk onderzoek moeilijk te voorspellen zijn. Wat nog een bijkomende reden vormt om bepaalde onderzoeken niet per definitie te willen verbieden."
Wat met onderzoek naar de effectiviteit van conversietherapie? Dit ook in het licht van het hangende wetsvoorstel om dergelijke therapie in België te verbieden.
De vraag daarbij is natuurlijk altijd: wat bedoelt men met conversietherapie? Onder deze noemer valt een waaier van fenomenen die gaat van psychotherapeutische technieken tot religieus geïnspireerde ingrepen, zoals duiveluitdrijving. Dit laatste zou men voor mijn part inderdaad best mogen verbieden."
"Los daarvan, ook wat conversietherapie betreft, lijkt het mij onverstandig om onderzoek al op voorhand te gaan uitsluiten. De veronderstelling is vaak dat dergelijk onderzoek onmogelijk is bij gebrek aan goede wetenschappelijke data, maar dat is volgens mij niet het geval. Er zijn namelijk fysiologische methodes die toelaten om de mate van opwinding bij bepaalde seksuele prikkels voor en na de therapie te meten. Of dit door de ethische commissie zou geraken is natuurlijk een andere zaak. Maar verbieden lijkt me dus niet aan de orde. Ook al omdat dit slechts koren op de molen van de antihomoseksuele agenda zou zijn."
Designer baby
Tot slot, acht je de kans reëel, gelet op de voortgang van de wetenschap, dat het in de verre of nabije toekomst mogelijk zou om de homoseksualiteit voor de geboorte op te sporen en bijvoorbeeld door embryoselectie de kans op een homoseksueel kind te verkleinen?
"Het hele fenomeen designer baby’s klinkt voor veel mensen meer sciencefiction dan het eigenlijk is. Er bestaan nu al meerdere technieken waarbij men op één of andere manier prutst aan ongeboren leven. Dat wordt ook mogelijk gemaakt door nieuwe technieken in de reproductieve geneeskunde. Daarbij heb je meerdere embryo’s ter beschikking waarvan uiteindelijk slechts één wordt ingeplant. Het is dan de vraag op basis van welke criteria deze keuze gemaakt wordt."
"Volgens mij zal het echter nooit mogelijk zijn om met enige graad van waarschijnlijkheid te voorspellen welke seksuele geaardheid een kind zal krijgen. Dit om de eenvoudige reden dat het hebben van een bepaalde set van genen geen voldoende voorwaarde is voor het ontwikkelen van homoseksualiteit. Het is zelfs geen noodzakelijke voorwaarde, zoals wetenschappers zelf toegeven. Genen doen op zich namelijk niets. Ze hebben een bepaalde omgeving nodig om tot uiting te komen. En voor de genen bewegen in die omgeving kunnen we volgens mij onmogelijk iemands geaardheid voorspellen."
Stel nu dat het technisch toch mogelijk zou worden, hoe gaan we daar dan ethisch mee om?
"Het argument dat vaak tegen designer baby’s wordt gebruikt is het belang van diversiteit in een samenleving. Die mensen zien het als belangrijk om in de menselijke populatie een zekere variatie te hebben van kenmerken, waaronder bijvoorbeeld ook homoseksualiteit. Met dat soort argumenten heb ik echter een beetje moeite. Het is namelijk een argument dat komt overgewaaid uit de biodiversiteit – waar vele soorten nodig zijn om een ecosysteem te laten draaien – maar ik weet niet of het argument echt werkt in de context van menselijke populatie. En ik weet zelfs niet of het echt geldt voor ecosystemen."
"Veel zal volgens mij afhangen van de concrete samenleving waarin die keuze moet worden gemaakt. In samenlevingen met een hoge mate van homonegativiteit zal de verleiding bij ouders om van de mogelijkheid gebruik te maken misschien groter zijn dan in onze westerse samenleving. Wil ik mijn kind laten opgroeien in een ultravijandige samenleving?"
"Maar er zijn ook niet-homofobe redenen te bedenken waarom ouders van de mogelijkheid gebruik zouden willen maken: bijvoorbeeld de overweging dat een belangrijke bron van geluk bestaat uit het voortbrengen van een eigen nageslacht, wat voor mannelijke homoseksuelen in principe niet mogelijk is. Maar ik begrijp wel dat het voor homoseksuelen moeilijk zou zijn om te zien dat veel mensen van die mogelijkheid gebruik zouden willen maken.
Ik zou het persoonlijk ook zeer jammer vinden omdat men dan zou uitgaan van de veronderstelling dat homoseksualiteit gepaard gaat met ongelukkig zijn en depressies en dergelijke terwijl er talloze voorbeelden zijn van homoseksuelen die perfect gelukkig zijn, al dan niet in een relatie."
Dus homo’s zijn vooralsnog niet met uitsterven bedreigd?
Wel de werkelijkheid vandaag toont aan dat dit niet het geval is, ondanks hevige negatieve selectie op allerhande niveaus.
Eigen verslaggeving