Verloop asielaanvraag van LGBT-vluchtelingen nader bekeken
Eenmaal een LGBT-vluchteling in ons land aangekomen is, moet die hun seksuele geaardheid en de mate waarin die daardoor gevaar loopt in het thuisland bewijzen voor die een verblijfsvergunning toegekend krijgt. De beslissing gebeurt op basis van onderzoek en een aantal gesprekken met de Gendercel van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS). Die gesprekken gebeuren meestal met tussenkomst van een tolk, en het belang van die tolk is niet te onderschatten.
Op twee studiedagen van Safe Havens werd het verloop van de asielaanvraag bij LGBT-vluchtelingen besproken tijdens een panelgesprek met Sylvie Decoodt (CGVS), Benoit Dhondt (advocatenkantoor Antigone), ervaringsdeskundige Di, Lisa Okladnicoff (Vluchtelingenwerk Vlaanderen) en prof. Katrijn Maryns (UGent). Fourat Ben Chickha van çavaria modereerde het gesprek.
De studiedagen werden georganiseerd door çavaria. Met het project Safe Havens wil de Vlaamse holebi- en transgenderkoepel çavaria een bijdrage leveren aan de opvang en begeleiding van asielzoekers en erkende vluchtelingen.
Ziel blootleggen
Vooraleer een LGBT-asielzoeker een verblijfsvergunning toegekend krijgt, probeert het CGVS twee zaken na te gaan. Komt de asielzoeker geloofwaardig over als LGBT? En zijn de redenen om te vluchten wel gegrond? Loopt de asielzoeker met andere woorden gevaar in hun land van herkomst omwille van hun LGBT-zijn?
Maar hoe bewijs je je seksuele geaardheid ten overstaan van een medewerker van de Gendercel? Als vluchteling moet je heel intieme details tegen een wildvreemde vertellen. Dingen die je misschien nog nooit luidop durfde zeggen. Zaken die je misschien al je ganse leven angstvallig verbogen houdt uit schrik voor vervolging.
Geloofwaardig genoeg?
Als vluchteling word je geacht om je beleving en de ontdekking van je seksuele geaardheid op tafel te gooien. Liefst op een overzichtelijke, chronologische en coherente manier. Een koud kunstje, toch? Lisa Okladnicoff van Vluchtelingenwerk Vlaanderen beaamt dat dit geen evidente opgave is: “De LGBT-asielzoekers vormen een kwetsbare groep die door de taalbarrière niet altijd even mondig zijn. Het is moeilijk om op een chronologische en coherente manier hun verhaal te doen tegen een vreemde. Bij de ‘beoordeling’ moet je voorzichtig zijn en rekening houden met de schroom van de vluchteling.”
Sylvie Decoodt van het CGVS erkende dat dit geen evidente opgave is. “Onze mensen krijgen wel vorming maar het is toch on the job dat ze het moeten leren. Het is niet simpel om naar iemands diepste gevoelens te graven. Ze moeten in hun rol van Protection Officer (PO) groeien.”
Ervaringsdeskundige Di merkt op dat de vragen die de PO tijdens haar gesprekken vroeg niet altijd diepgaand waren. “Soms had ik het gevoel dat er met een checklist gewerkt werd. Soms werd ik onderbroken omdat hetgeen ik zei ‘niet relevant’ was voor de PO terwijl ik er zelf wel veel belang aan hechtte.” Katrijn Maryns van UGent trad Di bij. “Vaak heeft de asielzoeker tijd nodig om een bepaalde context te schetsen voor hij aan zijn punt kan komen, dan is het jammer dat ze soms afgeremd worden.”
Alsof dat nog niet genoeg is, moet je ook honderduit over je (ex-)relaties praten. Tenslotte word je nog getest op je kennis van de LGBT-gemeenschap en de LGBT-wetgeving van zowel België als je land van herkomst. Je zal als LGBT’er maar een heteronormatief leven leiden en niet op de hoogte zijn van de LGBT-symbolen of -uitgaansplekken…
Handelen als een echte homoseksueel
Een ander werkpunt voor de Gendercel is dat ze moeten afstappen van stereotiepe denkbeelden. Er bestaat niet zoiets als ‘de homo’ of ‘de lesbienne’. Elke mens is uniek en reageert anders op bepaalde situaties. Stel dat je als niet-openlijke homo bij vrienden bent en het gespreksonderwerp is meisjes. Wat doe je dan? Meng je je in het gesprek? Hou je je afzijdig? Zeg je dat je geen zin hebt in een relatie? … Er zijn zo veel mogelijke manieren waarop je kan reageren. Er bestaan geen goede of foute manieren. Hoe je reageert, hangt gewoon van je persoonlijkheid af. Toch oordeelt de Gendercel dat bepaalde manieren van reageren artificieel overkomen en niet rijmen met hoe een ‘echte’ homo zou handelen. Okladnicoff benadrukt dat er steeds moet uitgegaan worden vanuit de eigen beleving van de vluchteling en dat er altijd een ruime toekenning van het voordeel van de twijfel moet zijn.
Dit beaamt Benoit Dhondt: “Denkbeelden die vluchtelingen hebben kunnen verschillen van de denkbeelden die Belgische LGBT’ers hebben. Gender en seksuele geaardheid zijn sociologische gegevens. Je mag niet in stereotypen denken, zo creëer je enkel nieuwe stereotypen.”
Afstappen van Westerse visie
De Westerse visie op seksuele oriëntatie bestaat uit drie pijlers: identiteit (jezelf ervaren als m/v/x), gevoelens (verliefd worden, fantaseren) en gedrag (met wie je seks hebt). Als die drie elementen samenkomen, dan spreekt men van een bepaalde seksuele oriëntatie. Veel vluchtelingen hebben moeite om hun seksuele ‘identiteit’ te bewijzen omdat ze in hun cultuur enkel gevoelens en gedrag aan hun seksuele oriëntatie linken. De Gendercel hecht net veel belang aan die identiteit, wat een erg Westerse manier van denken is. Die denkwijze zorgt regelmatig voor problemen.
Sollicitatiegesprek
Dhondt vergeleek de gesprekken met een sollicitatiegesprek. “Als advocaat moet ik mijn cliënt voorbereiden op het gesprek zodat ze goed voorbereid de kamer binnen gaan. Net zoals op een sollicitatiegesprek moet de vluchteling zich verkopen. Maar hou je iets spontaan en authentiek? Wat als je cliënt helemaal geen kennis van het homomilieu heeft maar je weet dat de Gendercel er in het gesprek naar zal polsen?”
“Iedereen liegt op een sollicitatiegesprek. Iedereen probeert zich daar beter voor te doen dan dat hij eigenlijk is. Ook tijdens de gesprekken met het CGVS vertelt de vluchteling al eens een leugentje om bestwil. Het is belangrijk dat zoiets de algemene geloofwaardigheid van de vluchteling niet onderuithaalt. Heb geen schrik dat er vluchtelingen door de mazen van het net glippen. Wees eerder bang voor het feit dat de kans bestaat dat je mensen terugstuurt die bescherming nodig hebben. Denk na over wat er met hen kan gebeuren als ze uitgewezen worden.”
Belang van de tolk
Door de taalbarrière tussen asielzoeker en PO, is er telkens een tolk aanwezig. De tolk is de spil tussen beide partijen en vervult daardoor een zeer belangrijke rol in de asielaanvraag. Het CGVS werkt met freelance tolken, van wie het merendeel op vrijwillige basis een vorming over LGBT en gender volgde. Toch is het belangrijk dat er stappen worden gezet zodat de tolken geen negatieve invloed op het onderzoek kunnen hebben.
Soms ontstaan er discussies tussen de asielvragers en de onderzoekers over de manier waarop iets tijdens het gesprek al dan niet gezegd (of vertaald) is. Doordat het gesprek niet wordt opgenomen, is dit vaak een welles-nietesspelletje. Soms kan het al eens gebeuren dat een tolk iets niet correct vertaalt en bepaalde termen door elkaar haalt, waardoor een bepaalde nuance niet overkomt.
“Tijdens mijn gesprek sprak ik over sociale media. Ik hoorde dat mijn tolk dat naar Facebook vertaalde. Wat niet correct was, want er bestaan nog andere sociale mediakanalen dan Facebook”, argumenteert Di. “Ik heb hem gecorrigeerd. Had ik dat niet gedaan, dan bestond de kans dat de onderzoeker op Facebook ging speuren en daar niets vond, waardoor mijn geloofwaardigheid onder vuur zou komen te liggen.”
“Het verhoor valt of staat bij de tolk en vaak zijn die tolken geen officiële vertalers. Daar moet het commissariaat rekening mee houden bij de rapportering”, merkt Maryns op. Verder stelt ze voor dat er in de toekomst nauwer samengewerkt wordt tussen het CGVS en de faculteit taalkunde van de universiteit.
Gesprekken opnemen
Okladnicoff stelt voor dat de gesprekken, net zoals in vele andere Europese landen, in de toekomst worden opgenomen. Decoodt gaat hier niet op in, omdat dit de werklast bij het CGVS zou verhogen en ze werken nu al met strakke deadlines. “Er is altijd de mogelijkheid om tijdens het gesprek iets te herformuleren.” Di merkt op dat het opnemen van gesprekken de werklast helemaal niet zou verhogen als ze de opnames enkel bij eventuele discussies zouden bovenhalen. De opname zou in dat geval tijdswinst betekenen, het hele welles-nietesspelletje kan zo vermeden worden.
“In het Arabisch bestaan er verschillende woorden voor homo. Vele tolken vinden het moeilijk om die te gebruiken omdat die termen een negatieve bijklank hebben en ze de asielzoeker niet willen kwetsen”, zegt Decoodt. Di reageert dat een aantal ervaringsdeskundigen staat te popelen om zelf te tolken tijdens die gesprekken. Zij hebben geen schroom wat de LGBT-materie betreft en weten maar al te goed hoe belangrijk nuances kunnen zijn. Ook de asielzoeker de keuze laten tussen een mannelijke of een vrouwelijke tolk, of een anonieme tolk, kan drempelverlagend werken.
Decoodt neemt de suggesties die tijdens het panelgesprek naar boven kwamen zeker mee naar het Commissariaat, maar benadrukte dat ze zelf geen beleid kan herschrijven. De algemene teneur na het gesprek was positief. Het gesprek verliep op een constructieve manier en alle partijen voelden zich gehoord en vonden het een verrijking om in dialoog te gaan met elkaar. In tijden van polarisering een verademing.
Eigen verslaggeving