I self-identify as angry
De zomermaanden zijn een uitgelezen gelegenheid om te filosoferen op terrasjes. Met dat fijne vooruitzicht sprak ik een paar dagen geleden af met een goede vriend. Hij is een van de meest feministische mannen die ik ken. Bovendien erkent hij zijn cis-gender, witte, heteroseksuele privilege en deinst hij er niet voor terug om anderen op dat privilege te wijzen. Hoewel we over sommige onderwerpen van mening verschillen, zijn we altijd leergierig en blijven we respectvol. Ik schrok dan ook toen zijn woorden me kwetsten.
Toen, op dat zomerse terras, kon ik er maar moeilijk de vinger op leggen waarom wat hij zei me zo raakte. Omdat ik mijn gevoel niet kon benoemen, slaagde ik er niet in hem van antwoord te dienen. Zoals dat vaak gaat met betekenisvolle conversaties kwamen de antwoorden pas later. Ik besloot ze neer te schrijven, omdat ik weet dat mijn vriend een voortzetting van ons gesprek zal appreciëren. En omdat onze gedachtewisseling een gesprek onder vrienden overstijgt.
Over het belang van zelfidentificatie
Aanvankelijk begonnen we te praten over toekomstplannen, maar al snel belandden we bij sociaal-politieke kwesties zoals de term ‘queer’ en het gebruik van voornaamwoorden. Mijn vriend, die ik als LGBTQ+-bondgenoot beschouw, zei spottend: ‘het is nu toch allemaal wat veel “I self-identify as” geworden’. Ik antwoordde dat ik die zelfidentificatie belangrijk vond.
Dat wou hij best geloven, ‘maar’, zei hij, ‘die identificatie is alleen belangrijk om je te verenigen op politiek vlak’. Ik opperde dat ik ook persoonlijk kracht haal uit mijn zelfidentificatie als lesbische vrouw, niet in het minst omdat ik mij dan deel voel van een groep die me begrijpt. Hij besloot: ‘ok, misschien is zelfidentificatie belangrijk op politiek én op cultureel gebied’.
Zulke uitspraken kwetsen op twee manieren.
Onbeperkt belangrijk
De eerste manier waarop zulke uitspraken kwetsen, is doordat ze het belang van zelfidentificatie inperken en minimaliseren. Natuurlijk is queeridentiteit een stevige basis om een politiek draagvlak te creëren en met gelijkgezinden naar verandering te streven. Wie queer is, wijkt af van maatschappelijke normen (dat kunnen heteronormen zijn, maar ook monogame, able-bodied, fallocentrische … normen).
Die afstand van het normsysteem maakt het mogelijk om het systeem ter discussie te stellen. Onze identiteit is een verzetswapen en we moeten het gebruiken! Maar mijn identiteit valt niet te reduceren tot een politiek instrument.
Mijn queeridentiteit is voor mij niet alleen comfortabel, ze geeft mij ook kracht op verschillende manieren
Een kanttekening die ik daarbij wil maken, betreft de status van politiek. Volgens mij is politiek geen a priori gegeven grootheid waaraan de mens ondergeschikt is. In plaats daarvan krijgt politiek vorm in relatie tot menselijke bezorgdheden. Als politiek en menselijkheid onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, is het dan niet naïef om ‘politiek’ als inperking van een menselijke kwestie (zoals identificatie) voor te stellen?
Mijn queeridentiteit is voor mij niet alleen comfortabel, ze geeft mij ook kracht op verschillende manieren. Door mijn queeridentiteit vorm ik mijn zelfbeeld, al is ‘queer’ maar een deel van dat zelfbeeld. Door mijn queeridentiteit leg ik ook contacten met anderen (zowel positief als negatief), krijg ik een kritische blik op waardesystemen en voel ik me goed in mijn (afwijkende) vel.
Op de stelling ‘zelfidentificatie is niet alleen op politiek vlak belangrijk’, had mijn vriend dus even goed kunnen antwoorden ‘ok, die identificatie is ook belangrijk op individueel vlak’ of ‘op intermenselijk vlak’ of ‘sociaal vlak’, ‘levensbeschouwelijk vlak’, ‘emotioneel vlak’, en ga zo maar door. De lijst van zogenaamde inperkingen is eindeloos en daaruit kunnen we alleen besluiten dat zelfidentificatie belangrijk is op ieder vlak.
Een andere keuze
De tweede reden waarom uitspraken als die van mijn vriend pijn doen, is omdat ze impliceren dat zelfidentificatie een bewuste keuze inhoudt om een bepaalde identiteit aan te nemen of zelfs te creëren. De frase ‘I self-identify as’ impliceert inderdaad een keuze, maar het gaat daarbij niet om een bewuste beslissing om je een bepaalde identiteit aan te meten. Het gaat al helemaal niet om een bewuste beslissing om je ‘anders’ voor te doen. Misschien had ik mijn vriend dat het beste uitgelegd aan de hand van een voorbeeld:
Stel dat jij, een cis-gender witte man, constant als ‘mevrouw’ wordt aangesproken. Misschien vind je dat eerst grappig, misschien vind je het beledigend of storend, of misschien hecht je er aanvankelijk weinig belang aan. Ik kan me echter niet voorstellen dat je na een tijdje (weken, maanden, of zelfs jaren) niet zegt: ‘eigenlijk ben ik een man. I self-identify as male.’ Net als jij in die situatie besluiten vele queerpersonen om hun stem te laten horen wanneer anderen hen een identiteit opplakken (door en tijdens een aanspreking) die niet strookt met hun zelfbeleving.
Wie zich identificeert met de tegenovergestelde genderpool stoot vaak op weerstand. Wie aangeeft zich tussen de polen te bevinden, wordt al helemaal als een aansteller aan de kant geschoven
De frase ‘I self-identify as’ impliceert dus wel een keuze, maar geen keuze voor deze of gene identiteit. Wie hun stem laat horen, kiest ervoor om te zeggen: ‘Stop. Ik ben niet wie jij vindt of denkt die ik moet zijn. I self-identify as me’. De frase behelst dus de noodzakelijke keuze voor je bestaansrecht en tegen artificiële identificatie. Daarin ligt het verschil tussen zelfidentificatie en identificatie door anderen. Waar zelfidentificatie noodzakelijk is, kan identificatie door derden stigmatiseren.
Ik ben een cis-gender, witte, lesbische vrouw die soms voor een man wordt aangezien. Wanneer men beter kijkt, verbetert men zich snel: ‘oei, pardon, mevrouw’. Ik hoef zelden iemand te verbeteren; als ik iemand moet verbeteren, heb ik het geluk dat ik een lichamelijk fundament heb dat mijn aanspreker aanvaardbaar vindt. Dat is niet voor iedereen het geval.
Wie zich identificeert met de tegenovergestelde genderpool stoot vaak op weerstand. Wie aangeeft zich tussen de polen te bevinden, wordt al helemaal als een aansteller aan de kant geschoven. Zij, en alle anderen die niet aan een norm voldoen, moeten hun stem laten horen om hun identiteit te kúnnen beleven. Net de mensen die de frase ‘I self-identify as’ in de mond nemen, kiezen ervoor om weerstand te bieden aan artificiële normen en subjectsposities. En die weerstand laat zich voelen op ieder vlak.
Nele Janssens (zij/haar) is doctoraatstudent aan de UGent, waar ze Nederlandstalig, experimenteel proza uit de jaren zestig bestudeert. Daarnaast is ze geboeid door genderkwesties in, maar vooral ook buiten de literatuur. Zo publiceerde ze in Tijdschrift voor Genderstudies, organiseerde ze mee een debat over genderbias in de academische wereld en was ze gastredacteur van het queer-nummer van Deus Ex Machina.
Heb je naar aanleiding van dit bericht nood een aan een gesprek? Contact opnemen met de Lumi kan via www.lumi.be of 0800 99 533.
ZIZO wil een bijdrage leveren aan het maatschappelijk debat over LGBT+-thema’s. Daarom publiceren we regelmatig opinieteksten. Elke auteur schrijft in eigen naam of in die van hun/haar/zijn vereniging en is verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst.
Eigen verslaggeving