We zijn er nog lang niet, zeggen holebi-activisten altijd. Wanneer zijn we er dan wél?
Het jaarlijkse Pride-seizoen staat opnieuw voor de deur: het moment waarop de lgbtq+-gemeenschap in dit land de balans opmaakt van hoe het is voor onze landgenoten met een andere seksuele geaardheid. ‘We zijn er nog lang niet’, is dan een veelgehoorde zin in columns, op podia en in tweets. Maar waar zijn we nog lang niet?
Ik kan als homoseksuele man wettelijk samenwonen met mijn partner, ik kan trouwen en kinderen adopteren. Een job niet krijgen omwille van wie ik ben? Verboden. Mijn seksualiteit beleven hoe ik wil? Wat hetero’s mogen, mag ik ook. Aan mijn huisarts vertellen dat ik op mannen val, levert me geen enkeltje psychiatrie op. En inmiddels ben ik nog beter beschermd dan mijn heteroseksuele medemens, want geweld tegen homo’s levert zwaardere straffen op dan tegen hetero’s.
Coming-out
Rooskleurig plaatje, mijn leven als homoseksuele man, toch? Alleen krijgen we zulke verhalen zelden te horen, aangezien berichten over geweld tegen holebi’s, fysiek of verbaal, ze overschaduwen. Hetzelfde met berichten over jongens en meisjes die uit huis gezet zijn na hun coming-out. Over het grotere risico dat lgbtq’ers lopen op depressie of zelfmoord. Of over de ‘zorgwekkende toename’ van homofobie, zoals Unia deze week nog meldde, maar die best te nuanceren valt.
Want is de toename te wijten aan een groeiend probleem binnen de maatschappij of is ons moreel kompas gewoon stilaan beter afgesteld om homofobie te herkennen? Unia kwam vorig jaar uitgebreid in de media, dus slachtoffers vonden ongetwijfeld ook beter hun weg naar de organisatie. En ten slotte ging het vorig jaar om 125 gevallen. Dat zijn er 125 te veel, maar geen reden om te geloven dat er een homofobie-epidemie heerst.
Maak even de oefening en zoek op Google naar verhalen over/van holebi’s. De spijtige lijst met getuigenissen over negatieve ervaringen raakt zelden onderbroken door positieve verhalen. Zelfs de jaarlijkse Mister Gay Belgium-show loopt over van de droevige verhalen. Daar heb ik zeker begrip voor, maar jammer genoeg doen deze velen geloven dat de wereld stilaan (of nog steeds) om zeep is.
Underdog
Maar waarom start elk Pride-seizoen in dit land vaak met de boodschap: ‘Vandaag vieren we alle verwezenlijkingen van de holebigemeenschap, máár staan we er ook bij stil dat we er nog lang niet zijn’? Wat heeft deze gemeenschap met de fetisj voor negatieve ervaringen en verhalen? We zijn een collectief van sterke, moedige mensen, maar toch plaatsen we onszelf koppig in de positie van underdog.
Ik ben er rotsvast van overtuigd dat er duizenden verhalen zijn zoals het mijne. Opgegroeid in een liefhebbend gezin dat mijn coming-out ontving met schouderophalen, opgeleid in Brussel zonder gaybashing of intimidatie, alle kansen gekregen in de bedrijven waar ik gewerkt heb zonder te moeten verstoppen wie ik ben, en genietend van een relatie met een Marokkaanse man in Antwerpen. Een relatie die mij overigens middenin de Marokkaanse gemeenschap gezet heeft en hem in de Vlaamse. Geen clash der beschavingen, maar wel gezellige familiefeesten met liefdevolle schoonfamilies. Ja, dat kan, dus.
Medelijden
Helaas: die verhalen zijn saai. Geen sensatie, geen drama, geen medelijden met. Jammer, want maak even deze denkoefening. Waar heeft een jonge holebi, die zichzelf en de wereld nog moet ontdekken, het meeste baat bij: bij positieve, inspirerende en rationele verhalen, of bij verhalen over hoe gevaarlijk onze steden zijn, hoe je gezin je zal uitspuwen en hoe miserabel je je zal voelen in je latere leven? Mijn steun gaat uit naar slachtoffers van homofobie, want uiteraard zijn haat en geweld nog steeds aanwezig, maar dat mag ons niet verplichten om verkrampt en angstig door het leven gaan.
Zolang wij als lgbtq+ zelf de nadruk niet leggen op het positieve en het hoopgevende, blijven we gevangen in die donkere, gevaarlijke wereld die we voor onszelf in ons hoofd creëren. Zolang wij niet stoppen met onszelf als underdog te profileren, zullen we dat altijd blijven. Zolang wij zelf geen rolmodellen en hoop creëren voor onszelf en voor de jonge holebi’s die staan te trappelen om hun geaardheid te ontdekken, zullen we nooit gelukkig zijn.
Het institutionele is er. Het kaderwerk voor een leven zoals gelijk wie is er. Het laatste stukje van de reis, om te komen waar we moeten zijn, moeten we zelf ondernemen. De sleutel om te komen waar we moeten zijn, ligt bij onszelf. En hopelijk hoor ik binnenkort de verlossende woorden: we zijn er.
Gunther Malin (30) is marketeer en woont samen met zijn partner in Antwerpen, dit opiniestuk verscheen eerder op De Morgen.
ZIZO wil een bijdrage leveren aan het maatschappelijk debat over LGBT+-thema’s. Daarom publiceren we regelmatig opinieteksten. Elke auteur schrijft in eigen naam of in die van hun/haar/zijn vereniging en is verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst.
Eigen verslaggeving