Bi+ in onderzoek: wat weten we (niet)?
Tijdens de online editie van B Curious 2020, bogen Jantine van Lisdonk (onderzoekster; Bi+ Nederland), Rachael Moore (activiste; Rainbowhouse) en Marion Wasserbauer (onderzoeker aan de Universiteit Antwerpen) zich over de vraag ‘bi+ in onderzoek: wat weten we (niet)?’. Eden Loyens, vrijwilliger bij de Werkgroep Bi+ van çavaria, leidde het gesprek in goede banen.
Huidig onderzoek: wat gebeurt er momenteel?
Jantine vertelt over onderzoek in Nederland: "Er worden twee typen onderzoek gedaan. Ten eerste wordt er in kwantitatief onderzoek al sinds een paar jaar seksuele oriëntatie opgenomen als achtergrondvraag. Daar wordt dan gekeken naar wat de veranderingen zijn bij enerzijds hetero’s en anderzijds holebi’s. Tegenwoordig is er ook onderscheid tussen homo/lesbisch en bi. Uit die onderzoeken weten we dat de ervaringen hard verschillen tussen de verschillende seksuele oriëntaties. Wat we nog niet weten, is waarom die verschillen er zijn. Het tweede soort onderzoek is kwalitatief onderzoek, waarin we bijleren over het dagelijkse leven en de ervaringen van bi+-personen. Die onderzoeken zijn vaak kleinschaliger en worden niet voldoende over elkaar gelegd, waardoor er nog veel gaten zitten in onze kennis."
"Tijdens die kwalitatieve studies ga je dan echt in gesprek en luister je naar ervaringen. Op basis daarvan leer je heel veel, maar je kan dat niet veralgemenen", vult Marion aan. "Er is ook al redelijk wat onderzoek gedaan naar sexual fluidity, wat een beetje gemeen heeft met bi+. Over het algemeen is er geen grote onderzoekslijn, maar zijn er vooral kleine dingen."
"Binnenkort start een groot onderzoek naar bi+-personen"
Rachael licht toe waarom onderzoek belangrijk is voor activisme. "In België geven wij niet heel veel aandacht aan bi+-personen in onderzoek. Daardoor valt er een zekere onzichtbaarheid over bi+-personen, wat niet positief is. Bij het Rainbowhouse hebben wij onze eigen vereniging voor bi+-personen. We zijn daar momenteel meer leven in aan het blazen en willen naar de volgende jaren toe voor elke letter iets hebben. Voor mij is het heel belangrijk om te werken aan een communitygevoel bij bi+-personen."
Jantine duidt het verschil tussen België en Vlaanderen: "België heeft wel groot structureel onderzoek gehad, maar het is ontzettend jammer dat dat er nu niet meer is. In Nederland hebben wij nu een hele mooie datastructuur, maar het is iets dat we moeten blijven aanjagen. Het is geen vanzelfsprekendheid dat het er is en blijft, terwijl het wel heel veel oplevert. Momenteel is het goed op gang, maar we hebben nog geen groot onderzoek gehad naar bi+-personen. Dat gaat wel binnenkort starten!"
Thomas Jans, beleidsmedewerker çavaria kon niet aanwezig zijn, maar voorzag wel de nodige input. "Çavaria vindt het belangrijk onderzoek uit te voeren dat herhaald kan worden, zodat de evolutie zichtbaar is en de welzijnsonderwerpen kunnen worden opgevolgd."
De inhoud van het onderzoek: wat is er van belang?
"Onderzoekers zijn vaak heel erg gespecialiseerd in één ding", vertelt Marion. "Onderzoekers houden er bovendien van om dingen in nette vakjes te stoppen, alles daarbuiten wordt benoemd als ‘ruis op de data’. De mensen die niet netjes in a of b passen, worden dan als ruis gezien en achterwege gelaten. Dat is een moeilijkheid bij kwantitatief onderzoek, je behandelt je data als cijfers en niet als mensen of ervaringen."
Jantine vult aan: "Bij kwalitatief onderzoek volg je de respondenten in hoe zij iets beleven en laat je dus veel variatie toe. Dat zijn interessante en rijke gegevens. Bij kwantitatief onderzoek daarentegen, moet je mensen indelen in hokjes. Je moet seksuele oriëntaties opdelen in categorieën en laat zo al snel eentje vallen bij de verwerking van je resultaten, omdat het anders te moeilijk is. Dat zorgt voor blinde vlekken bij onderzoekers, inclusief mezelf. Ik ben begonnen met onderzoek naar homoseksualiteit maar ben later meer richting bi, trans en intersekse gegaan. Die switch is gedreven vanuit het idee om meer aandacht te geven aan onzichtbare groepen met specifieke problemen of een gezondheidsachterstand."
"Als activist vind ik dat alles onderzocht mag worden", zegt Rachael. "Er is een achterstand voor bi+-personen in onderzoek in vergelijking met andere groeperingen. Ik pleit dus zeker voor meer onderzoek, meer aandacht voor de samenkomst, meer aanvaarding van het bestaan… Onderzoek kan daar allemaal bij helpen."
De impact van andere onderzoeken en samenwerkingen
Jantine vertelt: "Wij hebben een Australisch onderzoek aangehaald over het belang van de acceptatie van je partner als bi+-persoon. Met hun interessante resultaten als argument, hebben we aangetoond hoe interessant het zou zijn om dat ook in Nederland te doen. Tot onze verbazing, maar ook tot onze trots hebben we negen LGBT-onderzoekers van zes universiteiten en kenniscentra bereid gevonden om dit samen met ons te doen. Dat is fantastisch nieuws! Waar het onderzoek exact over gaat ligt nog niet vast, maar ik ben alvast enthousiast dat we hiermee aan de slag mogen!"
"Ik wil toevoegen dat op vlak van dat soort samenwerkingen, wij vaak kijken naar Nederland. Daar zijn meer samenwerkingen en meer onderzoek naar sociale maatschappelijke vraagstukken, gefinancierd door de ministeries", zegt Marion. "Bij mijn onderzoek zit er nu ook mogelijks iets in, waarin geïnvesteerd zou kunnen worden. Ik spreek met LGBTI+-personen met migratieachtergrond in België. De nadruk ligt hier op de noden en ervaringen, met de bedoeling om naar beleidsaanbevelingen toe te kunnen werken. Het kader van het onderzoek is een beetje: wat doen we best als we willen werken rond die kruispunten? Tijdens mijn onderzoek viel me trouwens iets op. Ik vroeg aan iedereen hoe ze zichzelf beschrijven qua seksualiteit en roots, waarna ongeveer de helft van de personen aangaven dat ze bi/pan/fluïde zijn. Voor mij was dat een verrassing, ik vond het een vrij hoog getal. Ik heb vroeger gelijkaardig onderzoek gedaan, waar geen enkele persoon zich beschreef als bi/pan/fluïde. Dat geeft toch het idee dat meer mensen zich comfortabel voelen bij het bespreken ervan."
Thomas Jans vult hierbij aan: :"Uit internationaal onderzoek blijkt dat steeds meer mensen aangeven ergens onder de bi+ paraplu te vallen. Ze gebruiken dus niet per se de term ‘bi’, maar pan, poly, fluïde… Die procenten lopen zelfs op tot in de tientallen, wat inderdaad toch opvallend is."
Hinder van de onzichtbaarheid
Uit het publiek kwam de vraag of wetenschappers hinder ondervinden van de onzichtbaarheid van bi+-personen in onderzoek. Jantine antwoordt. "Ja toch wel, ze hebben niet door hoe groot en belangrijk die groep is. Als je er geen oog voor hebt, dan blijft de onzichtbaarheid enorm in stand. Het wordt helaas nog te vaak beschouwd als twijfelfase, wat ook terugvalt op de norm van monoseksualiteit, het idee dat je op één gender hoort te vallen."
Marion vult aan: "Momenteel is er te weinig kennis. Ik hoop dat er een groeiend bewustzijn is naar de nood voor onderzoek naar pluriseksualiteit."
"Die onzichtbaarheid heeft ook invloed op de community zelf", zegt Rachael. ‘Die heeft echt last van die blinde vlek."
Vakjes afbreken bij bi+-onderzoek
Een volgende vraag uit het publiek is of studenten liever onderzoek doen naar homo’s en lesbiennes, omdat ze opzien tegen onderzoek naar bi+?
"Het is altijd eng als we kaders moeten loslaten om naar bepaalde dingen te kijken", antwoordt Marion. "Mensen zijn gewoontedieren en er is al decennia aan onderzoeken naar seksualiteit die enkel homo’s en lesbiennes bespreken. Als we naar bi+ kijken, moeten we die vakjes dan afbreken. Er zijn daar weinig voorbeelden in, weinig concrete onderzoeken die studenten kunnen nabootsen. Het is dus ingewikkelder en vraagt meer durf."
"Onderzoeken door studenten over bi+-personen kom ik niet vaak tegen, maar er is wel een groeiende interesse naar fluïditeit, non-binariteit, intersekse…", merkt Jantine op.
De kracht van een community
"Ik kijk nog altijd naar personen dichtbij mij om mij meer moed te geven om te blijven vechten voor bi+-personen. Om aan te tonen dat wij effectief een identiteit hebben, maar ook dat er andere dingen vallen onder bi+", vertelt Rachael. "Ik kijk ook naar andere groeperingen, hoe zij het gedaan hebben, hoe wij er gebruik van kunnen maken, wat wij kunnen toepassen in ons eigen activisme. Wat ik ook graag zou willen, is dat andere groeperingen de bi+-identiteit mee opnemen in hun activisme. Dat er meer de hand wordt gereikt naar elkaar."
"Toch is er ook nog steeds nood aan specifieke bi+-ruimtes. Die helpen de community beter aan elkaar te hechten. Het is belangrijk dat personen ergens terechtkunnen waar ze geen vragen moeten stellen of uitleg moeten geven over hun eigen identiteit. Ik vind dat er voor elke letter een ruimte moet zijn."
"Er moet inderdaad zeker een ruimte zijn voor specifieke groepen, maar daarbij is het ook nog steeds belangrijk de hand naar elkaar te reiken. Die twee sluiten elkaar natuurlijk niet uit", voegt Marion toe.
"Bi+-personen zijn verspreid over alle letters", gaat Rachael verder. "Wij zijn een beetje het bindingsmiddel. De andere groepen moeten weten dat ze ondertussen bepaalde privileges hebben en bi+-personen kunnen steunen. We hebben op elkaar geleund en gesteund in het verleden, dus het is logisch dat we blijven samenwerken en elkaar erkennen en aanvaarden. Die erkenning is heel belangrijk voor mij; we’re here, we’re bi, we’re here."
De meest geschikte manier om onderzoek te doen
"Ik denk dat de meest geschikte manier om onderzoek te doen naar gemarginaliseerde groepen is om echt te starten bij die groepen", legt Marion uit. "Niet als onderzoeker zelf zomaar beslissen wat je interessant vindt om te doen, maar echt kijken wat de noden zijn van de groep en daaruit vertrekken. Tegelijkertijd zien we in de realiteit wel dat de opdracht naar onderzoeken vaak van bovenaf komt. De manier waarop het onderzoek geformuleerd wordt, sluit dan vaak niet aan bij de noden van het activisme en de kennis die al bestaat. Er is dus al direct een eerste grote disconnect met de echte noden als het van bovenaf komt. Ik zit er zelf middenin, ik krijg opdracht van bovenaf, maar kijk ook naar de echte noden en breng die twee zo dicht mogelijk naar elkaar toe. Mijn ideaal is als ‘den boven’ zegt van kijken jullie wat de echte noden van ‘beneden’ zijn, kies op basis daarvan een onderzoek en daar mogen jullie geld op inzetten."
"Dat herken ik. Je moet echt beginnen bij je gemeenschap zelf", vult Jantine aan. "Daarom vind ik het heel mooi dat het ministerie bij ons ervan overtuigd was geraakt dat er onderzoek moest komen. Ze hebben ons, de belangenorganisatie zelf, budget gegeven dat onderzoek uit te zetten, waardoor wij konden formuleren waarover het moest gaan. We bedachten dus zelf onze onderzoeksvragen en doelstellingen, waardoor we het onderzoek zelf in de hand houden en zo dicht mogelijk bij de noden van de bi+-gemeenschap aansluiten. Ons onderzoek dat wij nu uitvoeren, brengen we later als kennissynthese naar buiten. We zetten alle informatie op een rijtje en dat helpt. Mensen delen dat met elkaar en krijgen zo meer inzicht."
"Hou intersectionaliteit in het achterhoofd"
Marion sluit zich hierbij aan: "Klopt, wat wij willen als onderzoekers is kennis delen, weten wie er allemaal is en wie wat doet. Ook voeding vanuit het middenveld is belangrijk, om te weten wat er leeft, welke projecten er lopende zijn, welke onderzoeksnoden er zijn… Zo houden we voeling en communiceren we. Het is fijn elkaar zo wat te vinden."
"Er zijn verschillende Facebookgroepen, over het algemeen op sociale media zijn er veel groepen. Dat digitale aspect helpt mensen sneller bij elkaar te brengen en connecties te maken", vertelt Rachael. "We zijn allemaal heel actief online, dus we gaan op digitale wijze op zoek naar bepaalde mensen. Het is activisme op een vrij losse en relaxe manier."
Ten slotte vroeg het publiek nog welke noden vanuit de bi+-gemeenschap onze panelleden graag meer onderzocht willen zien.
"Alles", zegt Marion. "Maar doe het op een manier met een kijk naar intersectionaliteit. Focus niet enkel op het bi+-aspect, maar kijk ook welke andere identiteitslagen er nog allemaal zijn. Kijk ook naar oudere bi+-personen, bi+-personen met een beperking… Dat soort dingen. Doe maar alle onderzoeken, maar hou altijd in het achterhoofd dat die bi+-personen ook een andere achtergrond kunnen hebben dan jijzelf."
"Wat wij een belangrijk onderwerp vinden is wat de ervaringen zijn met leven in een monoseksuele samenleving", vertelt Jantine. "We willen ook meer inzicht krijgen in wat er werkt voor bi+-personen om jezelf te uiten op een manier die voor jou prettig is. Dus eigenlijk wat is jouw succesvolle coping, wat heb je nodig, wat werkt voor jou? Meer inzicht daarin van wat moeten we doen, wat zou werken? Daar zijn nog meer onderzoeken naar nodig."
"Ik sluit aan bij beiden", gaat Rachael akkoord. "Maar ik zou ook zeker aandacht geven aan de psychologische gezondheid, aan het welzijn."
Ten slotte werd het gesprek afgesloten met enkele leestips en meningen over bi+-literatuur. Het volledige panelgesprek kan je bekijken via: https://youtu.be/-Dn2J2wKYD4!
B Curious dankt de panelleden voor het interessante gesprek en iedereen die heeft geholpen dit mogelijk te maken. Meer informatie over B Curious vind je hier. Wij kijken alvast uit naar B Curious 2021!
Eigen verslaggeving